Koop geen dieren aan. Overweegt u toch een aankoop, neem dan steeds gepaste maatregelen.
Het binnenbrengen van levende dieren vormt het grootste bioveiligheidsrisico op het rundveebedrijf. Aangekochte runderen kunnen infecties met zich meebrengen. Ook al hebben de dieren geen zichtbare symptomen, toch kunnen ze drager zijn van een ziekte. Daarom doet u er goed aan om geen dieren aan te kopen. Als gesloten bedrijf hebt u een sterk voordeel.
In bepaalde gevallen kan het toch nodig zijn om een aankoop te overwegen. Is dit het geval, dan is het belangrijk om een aantal voorzorgen te nemen.
Hoe ga ik om met aankopen?
- Plan aankopen vooruit
- Koop zo weinig mogelijk dieren aan
- Beperk het aantal herkomstbedrijven
- Koop enkel laagrisicodieren
- Koop enkel dieren bij laagrisicobedrijven
- Reduceer het risico op besmetting tijdens het transport
- Implementeer een quarantaineperiode
TIP 1: Plan aankopen vooruit
Neem tijd om de aankopen te plannen en beantwoord volgende vragen voor u beslist of u een dier aankoopt en toelaat op uw bedrijf:
- Hoeveel dieren wil ik aankopen en met welke frequentie?
- Van welk herkomstbedrijf en wat is de status van dat bedrijf?
- Welke dieren wil ik aankopen en wat is hun status?
- Hoe organiseer ik het transport?
- Hoe ga ik om met de quarantaineperiode?
Getuigenis van een melkveehoudster:
“Samen met een aantal boerinnen uit de streek hebben we een clubje opgericht, geregeld komen we samen om de actualiteiten te bespreken en ervaringen uit te wisselen. Tijdens onze discussienamiddagen is het ons al opgevallen dat het vooral de bedrijven zijn die goed opletten met hun aankopen of volledig gesloten zijn, het goed doen op het gebied van diergezondheid. Zij zijn vaak al het langst BVD- en IBR-vrij en hebben in het algemeen een gezondere melkveestapel. Gepland aankopen, maar vooral een gesloten bedrijfsvoering, lijkt dus wel zijn voordelen te hebben.”
Reactie van de dierenarts:
“In onze praktijk zien we ook duidelijk dat vooral de bedrijven die geen aankopen hebben gedaan of voldoende voorzorgen hebben genomen bij de aankoop, nu al een IBR- vrij statuut hebben. Anderzijds merken we dat bedrijven die nu wel nog te kampen hebben met IBR veelal bedrijven zijn die, vaak omwille van een verandering in bedrijfsvoering, veel dieren aangekocht hebben uit binnen- of buitenland. Overigens geldt dit niet alleen voor IBR, maar eigenlijk voor alle infectieuze ziekteverwekkers, bijvoorbeeld Neospora, besmettelijke uierontsteking, Mycoplasma etc.”
TIP 2: Koop zo weinig mogelijk dieren aan
Elk dier dat u aankoopt en binnenbrengt op het bedrijf, vormt een risico op insleep van ziektekiemen. Hoe meer dieren u aankoopt, hoe groter het risico. Als gesloten bedrijf hebt u dus een sterk voordeel. Koopt u toch dieren aan, koop er dan niet meer dan absoluut noodzakelijk.
Getuigenis van een melkveehouder:
“Ik heb een klein melkveebedrijf in Oost-Vlaanderen en melk zo’n 40 koeien. Jaarlijks koop ik enkele vaarzen aan. In 2013 wou ik er twee aankopen. De koopman stelde mij voor om er een derde bij te nemen, die ik kon krijgen aan halve prijs. Deze vaars was iets kleiner dan de twee andere maar het leek me een koopje, dus kocht ik drie vaarzen.
In april 2015, na de start van het BVD-programma, werd de eerste BVD-drager geboren. Mijn dierenarts stelde voor om van alle runderen bloed af te nemen en wat bleek? Die ene vaars die ik erbij had genomen, was een drager van BVD. Wat in 2013 een goede zaak leek te zijn, heeft mij nu al heel veel geld gekost.”
Reactie van de dierenarts:
“Jammergenoeg zien we dit vaker gebeuren. Als je een aankoop plant, blijf dan bij je plan en koop niet meer dieren dan nodig. Hoe minder dieren je koopt, hoe kleiner het risico op insleep van een bepaalde ziekte. Om het risico te beperken, kan je bijvoorbeeld ook gebruik maken van het aankoopprotocol. De situatie die de veehouder hierboven beschrijft kan vandaag – dankzij het BVD-programma – gelukkig niet meer voorkomen. Maar er zijn nog een hele reeks andere aandoeningen die ‘aangekocht’ kunnen worden als je niet voorzichtig bent; het blijft dus opletten. Wees bij een aankoop steeds op je hoede, tracht te weten te komen waarom een rund verkocht wordt en maak op voorhand duidelijke afspraken met de verkoper.”
TIP 3: Beperk het aantal herkomstbedrijven
Elk bedrijf kan besmet zijn. Hoe groter het aantal bedrijven waarvan u runderen aankoopt, hoe groter de kans dat een van de dieren afkomstig is van een bedrijf dat besmet is met bepaalde ziektekiemen die u liever niet binnenbrengt op uw bedrijf. Koop daarom steeds dieren van hetzelfde bedrijf.
Getuigenis van een vleesveehouder:
“Ik heb een gemengd bedrijf. Naast akkerbouw heb ik een stal vleesvarkens. Verder mest ik ook BWB-stieren af. Bij de varkens verloopt het vlot. Mijn stal wordt in één keer opgevuld met dieren van dezelfde herkomst en leeftijd. Gezondheidsproblemen zijn er zelden of nooit. Bij de stieren is het een ander verhaal, daar heb ik veel vaker problemen. Het grootste verschil met de varkens is dat de stieren van verschillende bedrijven komen en op mijn bedrijf gemengd worden.”
Reactie van de dierenarts:
“Runderen van verschillende bedrijven hebben een verschillende immuun- en infectiestatus. Gevoelige dieren worden gemixt met geïnfecteerde dieren en op die manier besmet, wat voor problemen zorgt. Door dieren aan te kopen van één bedrijf zorg je ervoor dat de dieren over een gelijke immuniteit beschikken die je kan afstemmen op je eigen bedrijf.”
TIP4: Koop enkel laagrisicodieren
Wanneer u runderen wil aankopen, ga dan de gezondheidstatus ervan na, nog voor ze vertrekken naar uw eigen bedrijf. Houd hierbij rekening met pathogenen die voor uw bedrijf van belang zijn.
Sommige dieren houden minder risico in dan andere. Dat zijn bv. runderen afkomstig van een bedrijf met gekende gezondheidsstatus, runderen die getest zijn voor aankoop, runderen die rechtstreeks van het verkoopbedrijf komen (niet via een handelaar of markten), dieren zonder klinische symptomen en dieren die niet drachtig zijn.
Getuigenis van een veehoudster:
“Ook al kochten we geregeld dieren aan, toch is het bedrijf steeds vrij geweest van BVD. Dit komt omdat we onze aankopen altijd goed plannen. Aangekochte dieren komen in een aparte box terecht, waar we staaltjes laten nemen voor onderzoek binnen het aankoopprotocol.
In 2015 kochten we uitzonderlijk een aantal drachtige dieren aan. Alle testten ze negatief voor BVD-antigeen, waarna we de dieren toevoegden aan onze veestapel.
Toen het eerste kalf geboren werd, kreeg het een BVD-oormerk; het dier testte positief. We hebben ervoor gekozen om dit kalf te euthanaseren net als een tweede IPI-kalf dat geboren werd. Ook al hadden de koeien bij aankoop een negatief resultaat voor BVD, toch hadden we BVD binnengebracht op ons bedrijf.”
Uitleg van de dierenarts:
“Wanneer een rund geïnfecteerd wordt in de eerste helft van de dracht kan het een IPI-kalf voortbrengen. In dit geval testte het rund bij aankoop negatief. Het had de infectie reeds doorgemaakt. Echter: het droeg een groot gevaar in zich, het IPI-kalf. Deze koeien worden ook wel eens ‘trojaanse koeien’ genoemd: het gevaar schuilt namelijk binnenin. Pas als zo’n kalf geboren wordt, komt de infectie aan het licht. We adviseren dan ook om op te letten met de aankoop van drachtige koeien en deze koeien te beschouwen als hoogrisicodieren.”
TIP 5: Koop enkel dieren bij bedrijven met een laag risico
Het kennen van de gezondheidsstatus van een bedrijf waar u dieren wil aankopen, is even belangrijk als het kennen van de status van het dier zelf. Koop enkel dieren bij bedrijven met een gezondheidsstatus die minstens even hoog is als die van uw eigen bedrijf. En kies voor bedrijven die zelf eerder een laag risico lopen op insleep van infecties. Anders gezegd: koop van bedrijven met een goede bioveiligheid!
Getuigenis van een veehouder:
“Wij kopen regelmatig dieren aan en houden daarbij rekening met de IBR-status van het aankoopbedrijf. Zelf hebben we een I3-statuut en wanneer we wensen aan te kopen, kijken we eerst de status van het herkomstbedrijf na. Alleen dieren van bedrijven die ook een I3 of een I4 hebben komen erin. Bovendien testen we de dieren ook nog eens twee keer na aankomst om zeker te zijn.”
Reactie van de dierenarts:
“Rekening houden met het IBR-statuut van het aankoopbedrijf is inderdaad een goed idee, maar daarnaast kunnen er op het herkomstbedrijf nog tal van andere infecties circuleren. Het is niet voor elke kiem mogelijk om met zekerheid na te gaan wat de status van een bedrijf is. Daarom is het raadzaam om niet alleen naar de gezondheidsstatus van een bedrijf te kijken, maar ook naar het risico dat een bedrijf kan vormen. Bedrijven die zelf veel aankopen of gezondheidsproblemen hebben, vormen bijvoorbeeld een groter risico dan gesloten bedrijven waar de veehouder kan aantonen dat de gezondheid van de dieren wordt opgevolgd.”
TIP 6: Voorkom besmetting van dieren tijdens het transport
Tijdens het transport kunnen dieren zich niet alleen besmetten via de omgeving (bv. een vuile vrachtwagen), maar vooral ook via dieren van andere herkomsten waarmee ze in contact komen op de vrachtwagen, op markten of in handelsstallen.
Bij aankoop van dieren is het dus niet voldoende om de gezondheidsstatus van het herkomstbedrijf en deze van het individuele dier te kennen. Zelfs als ze allebei gekend zijn en afgestemd op uw bedrijf, loopt u nog steeds risico op insleep van infecties, met name wanneer er onvoldoende aandacht wordt besteed aan het transport.
Om de kans op besmetting tijdens het transport te beperken, kan u volgende maatregelen nemen:
- Zorg voor gereinigde en ontsmette voertuigen.
- Mix geen dieren van verschillende herkomsten of dieren bestemd voor verschillende beslagen.
- Regel een rechtstreeks transport van het herkomstbedrijf naar uw bedrijf. Vermijd dus omwegen via markten of handelaars.
Getuigenis van een veehoudster:
“Mijn bedrijf raakte besmet met IBR na aankoop van een aantal runderen. Het herkomstbedrijf had een I4-statuut en de dieren testten negatief bij aankoop. Ik heb de dieren onmiddellijk aan mijn veestapel toegevoegd. Toen de IBR-besmetting aan het licht kwam, nam ik contact op met de handelaar. Zo vernam ik dat de dieren op de markt in Ciney hadden gestaan voor ze bij mij werden geleverd. Als je zoiets meemaakt, word je je wel direct bewust van het gevaar dat transport met zich meebrengt. Ik zou collega’s dan ook aanraden niet te wachten tot ze in een gelijkaardige situatie terechtkomen alvorens maatregelen te nemen.”
Reactie van de dierenarts:
“Wanneer runderen tijdens transport in contact komen met dieren van andere herkomsten (op markten, in handelsstallen of op de vrachtwagen zelf) kunnen ze elkaar besmetten. Door de stress die het transport met zich meebrengt, zullen besmette dieren sneller kiemen uitscheiden en dus infecties verspreiden. Een dier dat bij vertrek op het herkomstbedrijf misschien niet geïnfecteerd was, kan tijdens het transport geïnfecteerd raken en dus besmet op het bedrijf aankomen. Eenmalige staalname bij aankomst is helaas onvoldoende om deze dieren op te sporen. Antistoffen voor bijvoorbeeld IBR zullen pas gedetecteerd worden 3 tot 4 weken na infectie. Hou uw aangekochte dieren dus altijd apart en test ze een tweede keer voor u ze met de andere dieren mengt. Beperk ook het risico op besmetting tijdens het transport en eis een rechtstreeks transport van het herkomstbedrijf naar uw bedrijf.”
TIP 7: Houd aangekochte dieren voldoende lang in quarantaine
Helemaal geen dieren aankopen, is de veiligste oplossing. Als dat niet mogelijk is en het toch nodig is om dieren aan te kopen, neem dan gepaste maatregelen om het risico te beperken. Eén van deze maatregelen is de dieren voldoende lang in quarantaine te plaatsen.
Op die manier beschermt u uw bedrijf niet alleen tegen insleep van infecties via de aangekochte dieren, maar hebt u ook de mogelijkheid om de aangekochte dieren te observeren, analyses uit te voeren, en de dieren eventueel te vaccineren en/of behandelen. Bovendien hebben de aangekochte dieren zo de tijd om zich aan te passen aan de nieuwe omgeving. En niet te vergeten: quarantaine werkt in twee richtingen. Wanneer de aangekochte dieren negatief zouden testen voor bepaalde infecties die op uw bedrijf aanwezig zijn, kan deze periode gebruikt worden om maatregelen te nemen die de aangekochte dieren beschermen.
Een geschikte quarantaineafdeling is volledig afgescheiden van de rest van het bedrijf zodat er geen contact mogelijk is tussen de aangekochte en de eigen dieren. Ook indirect contact moet vermeden worden. Dit kan door gebruik te maken van apart materiaal, schoenen en kledij voor de quarantaineafdeling.
Getuigenis van een melkveehouder:
“We kopen weinig aan. Wanneer dit uitzonderlijk toch gebeurt gaat het meestal om melkkoeien. De aangekochte dieren komen in een quarantainestal terecht en blijven daar gedurende 4 weken. Om gemolken te worden, worden ze uit de stal gehaald en naar de melkstal gebracht. De quarantainekoeien worden altijd als laatste gemolken, wanneer de andere koeien de melkstal weer uit zijn. Na het melken keren ze rechtstreeks terug naar de quarantainestal. Vervolgens reinigen we de melkstal zodat onze eigen koeien bij de volgend melkbeurt weer in een propere stal terechtkunnen.”
Reactie van de dierenarts:
“De aankoop van koeien die gemolken moeten worden, kan het correct toepassen van een quarantaineperiode inderdaad bemoeilijken. De aangekochte koeien als laatste melken, wanneer de andere koeien de melkstal reeds verlaten hebben, is een goede oplossing hiervoor. Zorg er wel voor dat de koeien uit de quarantainestal de melkstal gemakkelijk kunnen bereiken zonder in contact te komen met de andere runderen op het bedrijf.
De veehouder hierboven spreekt over een quarantaineperiode van 4 weken. Dit is de minimumperiode. Maar eigenlijk moet de duur van de quarantaineperiode worden aangepast aan de analyses en vaccinaties die nodig zijn. Samen met de bedrijfsdierenarts kan de veehouder nagaan welke analyses en vaccinaties voor het bedrijf van belang zijn en welke invloed deze hebben op de quarantaineperiode.”